Voor het Planbureau voor de Leefomgeving maak ik een boek over belangrijke gebeurtenissen en projecten uit de eerste zeven jaar van zijn bestaan.
Wat maakt een onderzoeksinstituut relevant voor beleidsmakers? Welke kennis wil je vergaren en hoe breng je die? En hoe krijg je muziek in een fusie-organisatie?
Ik spreek projectleiders en scheidend directeur Maarten Hajer om zicht te krijgen op aanpak en strategie van het PBL, en maak hier in enkele maanden een boekje van dat verschijnt tijdens het afscheid van Hajer.
(fragment uit het gesprek met Pieter Boot, die namens het PBL werkte aan het SER-Energieakkoord):
Zo’n Energieakkoord komt tot stand dankzij een heleboel toevalligheden, zegt Pieter. En het hielp dat de tijd rijp was. “We hebben inmiddels bijna geen Nederlandse energiebedrijven meer – alleen Eneco nog. Dat is belangrijk, want als EZ twintig jaar geleden iets wilde rond energie, moest het naar de directeuren van de energiebedrijven, en die gedroegen zich als koningen. Nu zijn alleen de netbedrijven nog Nederlands; zij ijveren juist voor een energietransitie, want dan kunnen zij hun netwerk innoveren. Er is dus een sterke partij bijgekomen en een remmende factor weggevallen.
Bovendien dwingen technologische veranderingen integraal denken af. Pieter: “Vroeger kon je rond energie aparte afspraken maken met transport, met de bouwsector, et cetera. Niemand vond dat vreemd, want in de vervoersector kwam de energie van benzine en in de gebouwde omgeving van gas. Maar duurzame energie krijgt standaard de vorm van elektriciteit. Elektriciteit is dus in het hart van de energiediscussie gekomen. Alle sectoren moeten nadenken: hoe gaan we straks elektriciteit goed opslaan, hoe distribueren we haar? Dus nu willen ze wel afstemmen.”