‘De wet is lomp’, reageerde een bevriende juriste onaangedaan toen ik klaagde over de onrechtvaardige manier waarop een bepaalde regel voor mij uitpakt. Ze bedoelde dat een wet alleen werkt als hij ferm en in algemene termen gesteld wordt. De prijs is dat wetten dus geen oog hebben voor de bizarre, schimmige en onvoorziene situaties waarin individuen verzeild kunnen raken.
Het zal niemand zijn ontgaan dat er een heel lompe wet in de maak is. Eind vorige maand vertelde minister Grapperhaus dat hij sleutelt aan een wetsvoorstel dat opgedrongen seks strafbaar maakt, ook als de belaagde persoon niet expliciet ‘nee’ zegt. Zo kan de staat aanranders aanpakken die zich vergrijpen aan slachtoffers die van angst verlammen. Hoe nobel de bedoelingen van de wet ook zijn, zo’n juridische kader zal het opwindende plezier van het aftasten van erotische grenzen smoren, vrezen velen.
De vraag is welke scenario’s je impliciet in je achterhoofd hebt als je verzeild raakt in een seksueel geladen situatie. Wat je dan denkt te kunnen verwachten. Toevallig nam ik pas Het zijn en het niet ter hand, Sartres filosofische hoofdwerk uit 1943. Hele generaties inmiddels machtige babyboomers zijn opgegroeid met het idee dat Sartre het toppunt van cool is. In de jaren zestig en zeventig was je echt rebels, echt vrijgevochten, het tegendeel van een burgermannetje, als je je schaarde achter Sartre. Maar ook Sartre was een kind van zijn tijd. Zo illustreert hij zijn filosofische kernbegrip ‘te kwader trouw’ aan de hand van het gedrag van een meisje dat naar een eerste afspraakje gaat. “Ze kent heel goed de bedoelingen van de man die met haar praat”, stelt Sartre. “Maar ze wil de urgentie ervan niet voelen.”
Dan neemt haar date haar hand in zijne. Wat nu? Moet ze haar hand laten liggen, en dus instemmen met de flirt, of terugtrekken, en daarmee de ‘vage harmonie’ verstoren die de ontmoeting volgens Sartre ‘zo aantrekkelijk’ voor haar maakt? “Wat er dan gebeurt weten we allemaal: de jonge vrouw laat haar hand liggen, maar merkt niet dat ze die niet terugtrekt”, schrijft Sartre. “(..) de hand rust willoos in de warme handen van haar gesprekspartner: instemmend nog afwijzend – een ding.”
De hand beleeft een klein freeze-momentje. En hoe analyseert Sartre dat? “We zullen zeggen dat die vrouw te kwader trouw is”, zegt hij gezellig. In zijn ogen staat het meisje niet voor haar eigen gevoelens. Ze wil genieten van de begeerte van die man zonder er verantwoordelijkheid voor te dragen. En dit is dus het ‘inzicht’ waarmee een hele generatie zichzelf zeer vooruitstrevend achtende mannen is opgegroeid. Je ziet de omroepbazen, reclamedirecteuren en grijzende ceo’s die een jong ding voor zich zien al denken: ‘Even doorzetten nu. Vrouwen duiken nu eenmaal voor hun eigen lust.’
Het zou heel gemakkelijk zijn om die mannen-met-hun-Sartre met een vies gezicht weg te zetten, ware het niet dat er hele generaties vrouwen zijn opgegroeid met romantische pulp die dit patroon exact spiegelt – al is de toonzetting heel wat minder hoogdravend. Hier een paar zinnen uit de openingsalinea van Eenzaam hart, een willekeurig boekje uit de Bouquetreeks die ik zelf als meisje verslond. “Wie was hij, vroeg Sian zich af, terwijl ze heimelijk keek naar de man die zojuist was aangekomen. (..) Hij leek op een roofdier dat lui naar een kudde lag te kijken.” Op de volgende bladzijde heft de vreemdeling zijn hand, “(..) en één afschuwelijk moment dacht Sian dat hij haar zou slaan. Ze kon zich niet bewegen. (..) Terwijl hij haar tegen de boomstam gevangen hield, werd zij geconfronteerd met zijn gespierde lichaam.”
Nog een freeze-momentje. En het problematische is dat dit hier wel degelijk geërotiseerd wordt. Sian geeft onduidelijke signalen af, ze weet zelf nog niet wat ze wil, en deze krachtige, sterke, sensuele man zal haar de weg wijzen naar haar ware lusten. Dat is de plot van romantische pulp, keer op keer op keer.
Dit zijn dan de mannenverhalen en de vrouwenverhalen die hele generaties hebben meegekregen om een erotische ontmoeting te duiden. Het hoeft niet te bevreemden dat de resulterende erotische praktijk niet altijd even vrolijk is. Zulke verhalen moeten we misschien maar op een lompe manier de pas afsnijden. Bijvoorbeeld via een wet.