Geestelijke ruimte
Ten slotte is er voor mij ook een spirituele dimensie aan de ruimte. Ik vind mensen een wonder: wij zijn denkende materie, materie die over zichzelf nadenkt, materie met voorstellingsvermogen. Dankzij dat voorstellingsvermogen kunnen wij mentaal tal van niet-bestaande ruimtes betreden – ruimtes waarvan we dromen, ruimtes die ons beangstigen, ruimtes waar we ooit waren, ruimtes die we willen creëren. Dat vermogen maakt ons in mijn ogen tot uitzonderlijke dieren. Maar als we ons teveel loszingen van het concrete, van de aarde, worden we gevaarlijk.
Juist dat voorstellingsvermogen van ons kan het moeilijk maken om werkelijk doordrongen te zijn van de plek waar je leeft. Een dringende vraag is hoe we vanuit onze enorme mentale ruimte ‘op aarde kunnen landen’, om met Bruno Latour te spreken. Hoe je voor de aarde kunt zorgen. Hoe je de grond onder je voeten lief kunt hebben.
Liefde voor de plek waar jouw bestaan zich afspeelt, vereist volgens mij ook dat je niet wegvlucht voor de ellende die je dan ziet, en voor je eigen angsten en problemen. Het vergt uiteindelijk dat je je sterfelijkheid onder ogen ziet. Dat is moeilijk, en soms pijnlijk. Maar al het andere is verdoving. Wegkijken. En dat is niet de weg van de filosoof.
Een andere favoriete schrijver van mij, John Berger, zei ooit: ‘Reality is all we have to love’.
Ik heb twee jaar gekregen om in de publieke ruimte uit te zoeken hoe wij de realiteit lief kunnen hebben.