Pannetje

Ademloos kan ik kijken hoe televisiekok Yvette van Boven de schorseneren schilt. Terwijl de oven voorverwarmt op 200 graden klopt ze de vinaigrette, knijpt ze nonchalant een halve citroen uit, schudt ze de groenten op, adviseert een eetlepel jalapeñopepers (‘of naar smaak’) en neemt dan keurend een hap uit de pan. Het is altijd lekker.

Natuurlijk, dit is een televisieprogramma, en ik weet niet hoeveel misbaksels er bij Van Boven in de prullenbak verdwijnen. Maar veel zullen dat er niet zijn, als ik haar zo inschat. Van Boven lijkt mij het soort mens dat bij elk probleem dat zich voordoet denkt: ‘gewoon aanpakken!’ Verpleegkundigen hebben vaak ook die kwaliteit, net als brandweerlieden en projectmanagers. Ik bewonder dergelijke mensen mateloos, maar vind hen ook ietwat intimiderend. Waarom gaat hun zo gemakkelijk af wat mij soms zwaar valt? Waarom kiert er bij hen geen licht tussen ‘weten wat je te doen staat’, en ‘het gewoon doen’?

Onlangs kletterde er een doosje oogschaduw uit mijn handen. Het blauwe poeder stoof uiteen over bad en vloer. Opruimen zou een werkje van een paar minuten zijn, maar ik kon me er niet toe zetten. Dagenlang staarde het felblauwe poeder me aan, totdat ik eindelijk een vaatdoek pakte. Geen idee waarom ik het zo lang op zijn beloop heb gelaten. Geen idee ook waarom ik op een gegeven moment die vaatdoek wel ter hand nam.

In haar korte verhaal Verloedering vertelt Manon Uphoff hoe ze, toen ze net zelfstandig woonde, eens een pannetje met etensresten op het aanrecht had gezet. “Het was de bedoeling dat ik dat later schoon zou maken, alleen raakte ik het met geen vinger aan, die dag niet, de dag erna niet, de dag daarna niet.” Het laat zich raden wat er met de inhoud van het pannetje gebeurde: het begon te stinken, te schimmelen, te groeien. Uphoffs gedachten gingen vaak uit naar het pannetje. Ook buiten de deur nam het haar geest in beslag. Alleen: iets weerhield haar ervan actie te ondernemen. Wat is dat voor blokkade? Welke functie heeft die? Uphoff begrijpt het zelf niet. En dat begrijp ik nu weer helemaal, want zo ben ik ook.

Nu ben ik geen hopeloos geval, want vroeg of laat pak ik mezelf bij elkaar en doe ik wat de buitenwereld van mij verwacht. Maar als ik een documentaire zie waarin mensen verdwaasd in hun huis rondscharrelen te midden van beschimmelde boterhammen, caviakeutels en plastic zakken vol onbetaalde rekeningen, dan denk ik aan dat pannetje van Uphoff en aan mijn eigen doosje oogschaduw. Ik realiseer me maar al te goed dat ik die indolente trek ook in me heb. En dat maakt me milder naar deze mensen. Ze laten alles in de soep lopen, maar ik wed dat die onbetaalde rekeningen constant door hun hoofd spoken. Verloederen hoeft geen gevolg te zijn van onverschilligheid. Dat weet ik uit eigen ervaring.

Praktische types zullen vermoedelijk maar weinig geduld kunnen opbrengen voor de rest van de menselijke fauna. Zij lijken die vreemde eb minder te voelen die andere mensen bij tijd en wijle naar binnensleurt, hun innerlijk in. Waar wij dan verlamd constateren dat wij niet doen wat de situatie van ons vraagt. Waar wij onszelf een raadsel zijn. Natuurlijk moet je jezelf soms tot orde roepen; de maatschappij zou stokken als we allemaal steeds zouden toegeven aan die ebtrek. Maar innerlijke blokkades horen wel bij het palet aan menselijke fenomenen. Alleen doen zij zich bij de ene mens vaker voor dan bij andere.

Een realistische politiek houdt rekening met de menselijke aard. Tegelijkertijd is iedereen geneigd zichzelf als maat der dingen te nemen. Ik vermoed dat veel politici en bestuurders van het kordate mensenslag zijn; je wordt nu eenmaal geen succes in de wereld van het Grote Regelen als je niet zelf van aanpakken weet. Beslissers zullen dan ook niet spontaan rekening houden met types zoals ik, mensen die bij tijd en wijle geen antwoord hebben op wat de praktijk zo overduidelijk van hen vraagt. De oplossingen van de regelaars voor maatschappelijke vraagstukken veronderstellen vaak dat de rest van ons hun evenbeeld is: kordaat, fluks, zeker van de zaak. Alsof alles altijd zomaar lukt. Alsof iedereen hetzelfde tegenover zijn pannetje staat.

Marjan Slob