In het randprogramma van het festival Oude Muziek vertelde professor Rosi Braidotti onlangs hoe Venetiaanse vrouwen al in de late Middeleeuwen onder hun eigen naam kapitaal konden bezitten en een bedrijf konden voeren. Braidotti legde een directe link met de maskers waar Venetië zo beroemd om is. Door een masker bij zich te steken, konden deze vrouwen enigszins controleren wie er wat van hen zag. Dat gaf hen de moed zich in de openbare ruimte te wagen. Maskers maakten burgers van deze vrouwen.
Bij mij viel er op dat moment een kwartje. Privacy draait rond de vraag aan wie je je blootgeeft; je burgerrecht op privacy garandeert dat je niet altijd naakt hoeft te verschijnen voor de blik van anderen. Je hoeft niet alles van jezelf openbaar te maken. Maar aan privacy gaat nog iets vooraf, namelijk dat er voor jou überhaupt een openbare ruimte bestaat.
Vanouds hadden kinderen, slaven en vrouwen in onze contreien geen enkele privacy – juist omdat ze geen enkele rol speelden in de openbare ruimte. Je trad juridisch nooit buiten het domein van de patriarch onder wiens bevoegdheid je viel. Jouw handelingen waren voor de wet zijn handelingen. De patriarch bepaalde daarmee formeel welke vreemde ogen welk deel van jou te zien kregen. Zelf kon hij altijd kijken.
Er is een scène in Onderworpen, de roman van Michel Houellebecq, die me hardnekkig bijblijft. De islamitische partij heeft de macht in Frankrijk in handen gekregen, en de mannelijke hoofdpersoon gaat op bezoek bij de rector van de inmiddels door een oliestaat gefinancierde universiteit. In de hal van diens Parijse herenhuis loopt hij een jong meisje tegen het lijf dat giechelend en blozend haar hoofddoek over de haren trekt. ‘Het is mijn tweede vrouw’, legt de rector uit, ‘ze was niet berekend op bezoek’. Zijn eerste vrouw serveert ondertussen zelfgemaakte baklava. ‘Lekker hoor’, complimenteren de heren.
Binnen het patriarchaat heeft privacy voor vrouwen niets te betekenen. Maar zodra je namens jezelf de openbare ruimte kunt betreden -zodra je een burger bent geworden- wil je ook zelf kunnen bepalen wat je van jezelf toont, en aan wie. Daar gaat privacy over. En dan worden die maskers van de Venetiaanse vrouwen functioneel. Maskers geven jou grip op de blik van de ander. Je kunt zelfs een beetje gaan spelen: wat mag je van me zien, wat suggereer ik alleen maar, waar heb je niets mee te maken? Het machtsverlies van de patriarch verschijnt hier als een soort flirt – en dat strooit natuurlijk helemaal zout in de wonde.
Je gaat naar buiten, kiest een masker – of, in onze eigen eeuw, een profielfoto – en experimenteert er wat mee. Altijd spannend om te kijken wat er dan gebeurt. Soms geef je jezelf teveel bloot en krijg je reacties waar je niet op zat te wachten. Soms laat je kennelijk zo weinig interessants zien dat iedereen je negeert. Daar moet je maar niet teveel over piepen; buiten word je nu eenmaal bekeken en beoordeeld. Geen ramp, zolang jij zelf maar aan de schuif zit en kunt bepalen wat je de volgende keer van jezelf toont. En zolang je maar een thuis hebt natuurlijk. Thuis: de plek waar je even niet met je profiel bezig hoeft te zijn.
De buitenwereld voelt onherbergzaam als je niet zelf kunt bepalen wat er van je te zien valt. Daarom is het zo onverdraaglijk dat instanties en bedrijven je routineus filmen en screenen en dingen over je blijken te weten waarvan je niet wist dat je ze had laten zien. Je bent de controle kwijt, de gelijkwaardigheid is totaal zoek. Het spel is niet leuk meer. Als je in de praktijk geen enkele macht blijkt te hebben over de blik van anonieme anderen, dan wordt de openbare ruimte een plek waar de grootste bullies de toon zetten.
Ik had me voorgenomen op deze plek te zwijgen over het boerkinidebat, maar nu moet ik toch iets inkoppen. Zolang de bullies, van Cannes tot Iran, menen te gaan over wat jij als vrouw in de openbare ruimte van jezelf laat zien, ben je geen burger. Dan bevind je je weer in het patriarchale domein. Terug bij af. Nou, dank je feestelijk.