Veel gevoel heb ik nog niet bij Ingrid van Engelshoven, maar ik ben benieuwd wat deze D66-minister de wetenschap gaat brengen. Als er één terrein is waar liberale kosmopolieten goed gedijen, dan is het wel de wetenschap, zou je denken. Wetenschappers vliegen de hele wereld over om zich op conferenties aan elkaars ideeën te laven. Geef ze een goed hotelbed en een snelle wifi-verbinding, en deze gedreven denkhoofden werken eensgezind aan de grote vragen van de wereld. Allerlei toevallige dingetjes zoals afkomst, geslacht en nationaliteit doen er voor hen niet toe. Hier tellen louter talent, ijver en ambitie; de wetenschappelijke wereld als een D66-paradijs.
Inzetten op universele superteams heeft echter ook een schaduwzijde. Zo stelde de Nederlandse Sociologische Vereniging onlangs dat de sociologie vervreemd is geraakt van de Nederlandse samenleving. Ambitieuze sociologen (en trouwens ook andere sociale wetenschappers en geesteswetenschappers) bestuderen liever geen Nederlandse vraagstukken, want daarmee kun je minder scoren in de internationale arena. En als je daar niet scoort, kun je een baan aan de universiteit tegenwoordig wel vergeten.
Gevolg is dat onze geleerden met hun mond vol tanden staan zodra beleidsmakers bij hen aankloppen met prangende vragen over de Nederlandse samenleving. Wat zou mensen in de wijk zelfredzaam maken? Wat is een redelijke aanpak van geesteszieke misdadigers? Hoe komt het dat Brabant zo bizar veel wietschuren telt? Beleidsmakers moeten er zelf maar een slag naar slaan. Wetenschappers weten het namelijk niet, want het is carrièretechnisch niet slim om je daarin te verdiepen. Het publieke geld dat in de wetenschap wordt gestopt, betaalt zich dus niet uit in een deugdelijke feitenbodem onder het nationale beleid.
Deze perverse situatie is het gevolg van een meet- en beoordelingssysteem dat vooral is toegesneden op de natuur- en levenswetenschappen. Daar heeft een universele aanpak een zekere logica: kernsplitsing of celdeling kun je overal ter wereld met willekeurig welke vakgenoot bestuderen – maakt niet uit voor de uitkomsten. Maar de vragen van juristen, organisatiedeskundigen en geesteswetenschappers zijn onvermijdelijk geworteld in een bepaalde tijd en cultuur. Als je die wortels negeert, begrijp je gelijk het vraagstuk niet meer.
‘God is dood’, schreef Friedrich Nietzsche anderhalve eeuw geleden. De mensen hebben het alleen nog niet tot zich laten doordringen, zó ondermijnend en bedreigend vinden ze die gedachte, stelde hij ook. Als ik wetenschappers hoor praten over hun werk, denk ik vaak aan Nietzsche, want de religieus geladen metaforen vliegen je om de oren – opmerkelijk genoeg vooral in kringen van natuur- en levenswetenschappers. Daar is het beeld van de puzzel populair, waarin wetenschappers hun onderzoek presenteren als een ‘puzzelstukje’ dat aansluit bij de puzzelstukjes die hun collega-wetenschappers overal ter wereld aan het vergaren zijn. De suggestie: als we de puzzel eenmaal gelegd hebben, zien we de werkelijkheid!
Die metafoor leunt op een archaïsche gedachtegang. Ga maar na: dat plaatje wat wetenschappers proberen na te leggen, is naadloos te vertalen in het plan van God. Helaas voor de mensheid is het deksel van de puzzel zoek en liggen de stukjes door de war. Sinds de verstoting uit het paradijs dolen we rond in een omgeving die we niet begrijpen en die ons deels vreemd is. Met het resterende goddelijke vonkje in ons – de ratio – proberen verstandelijk uitzonderlijk begaafde soortgenoten het oorspronkelijke goddelijke plan te reconstrueren uit allerlei indirecte aanwijzingen. Dit beeld past naadloos in de Middeleeuwen, toen God nog volop leefde. Nu is God dood. Dat is alleen nog niet helemaal doorgedrongen tot de puzzelaars onder de wetenschappers.
Ik geloof niet dat de puzzelmetafoor helpt om te begrijpen wat natuur- en levenswetenschappers feitelijk doen. En ik denk dat zij wetenschappers die zich buigen over cultuurgebonden vragen ronduit hindert. Toch voedt die metafoor van een universele puzzel waaraan ‘de wetenschap’ werkt nog steeds de dominante ideeën over kennisvergaring, getuige alleen al het veel te algemene beoordelingssysteem waaraan we al onze wetenschappers onderwerpen.
Hier een lakmoesproef voor D66. Is het de partij van het contextloze, losgezongen kosmopolitisme? Of toch die partij die werkelijk doorleeft wat de dood van God betekent, en dus ook snapt dat je een door-en-door toevallige en vlietende wereld nooit in één statisch beeld zult kunt vangen? Minister Van Engelshoven mag met haar wetenschapsbeleid laten zien waar D66 voor staat.