De nacht lengt alweer, de vogels beginnen ‘s ochtends later met zingen. Maar het voordeel van de zomer is dat de maan wat hoger aan de hemel staat, waardoor de schaduwen die zij werpt minder lang zijn. Kortere schaduwen, dat helpt bij het nachtwandelen. Ik weet dat dankzij Chris Yates, in Engeland vooral beroemd als sportvisser, maar ook de auteur van Nightwalk, een lyrisch verslag van een nacht lang wandelen.
Bij het allerlaatste licht trekt Yates de deur van zijn huis achter zich dicht en gaat hij op pad door een glooiend boerenlandschap. Zijn zaklamp gebruikt hij zo min mogelijk. Hij luistert vooral. Naar het ritselen van een berk. Naar herkauwende schapen. Naar het gewoel van een veldmuis, het geschraap van insecten in een hoop dode bladeren. Hij wandelt tot de zon weer opkomt in de krappe zomernacht.
Het is dit subtiele luisteren wat volgens Yates een van de geneugten van het nachtwandelen uitmaakt. Geluid draagt ver, en de bron is niet onmiddellijk gegeven, zoals bij zicht. Dat maakt geluid spannend, ruimtelijk. Het is een genot om je gehoor op scherp te stellen. Je wereld wordt er groter van.
Daar moet het dan wel voldoende stil voor zijn, en dat is een probleempje. Akoestisch vuil dringt zich op. Wil je buiten de ruimte horen, dan blijk je verbannen naar de marge. Yates wandelt ‘s nachts. Koos van Zomeren trekt er bij voorkeur op uit als het regent, las ik ooit. Dan blijven andere mensen binnen en is het lekker stil.
Lawaai is ongewenst geluid, en dus per definitie iets om een hekel aan te hebben. En het is nog ongezond ook. (In feite gaat het mij hier om stilte als een manier om in een ander bestaansregister terecht te komen, maar ik haal schade aan de gezondheid er graag even bij, want gezondheidsgevaar is in Nederland hét argument dat indruk maakt). In een rapport uit 2011 noemt de Wereldgezondheidsorganisatie herrie het op één na grootste gevaar voor volksgezondheid (alleen luchtvervuiling is bedreigender). We verliezen in West-Europa volgens een voorzichtige schatting jaarlijks één miljoen gezonde levensjaren vanwege geluidsoverlast. Je valt natuurlijk niet dood van herrie, maar je krijgt er wel stress van, en dat vergroot de kans op hart- en vaatziekten. Die Japanners die ‘stilte gaan baden’ in het bos, shinrin yoku, zijn zo gek nog niet.
Wij hebben onze eigen stiltegebieden, en onze eigen Gezondheidsraad wijst op het belang ervan. Maar luister even naar de machteloze definitie van een stiltegebied: dat is een gebied dat ‘zo stil mogelijk’ wordt gehouden. Het streven is dat geluid er nooit luider klinkt dan 40 decibel. Geluiden die nodig zijn om het gebied in stand te houden, zoals die van trekkers, melkmachines of kettingzagen (in een bos), mogen dus wel. Het is de taak van provincies om de stilte te beschermen, en hoe ze dat precies doen, mogen ze zelf weten. “Uit onderzoek van de Randstedelijke Rekenkamer naar de staat van stiltegebieden in vier provincies in 2016, bleek de stilte in veel gevallen nauwelijks beschermd”, schreef Katja Keuchenius dit voorjaar in Down to Earth. Provinciebestuurders geven beteuterd toe dat het handhaven van stilte weinig prioriteit krijgt. Recreanten weten trouwens vaak niet eens dat ze in een stiltegebied aan het kakelen zijn, want de bordjes ‘stiltegebied’ zijn populair in kroegen en studentenhuizen en worden dus vaak gejat.
In 1958 introduceerde de liberale filosoof Isaiah Berlin het idee van ‘negatieve vrijheid’, ofwel de vrijheid om met rust gelaten te worden. Door de staat, bedoelde Berlin vooral. Door andere mensen, voeg ik daar aan toe. Ik wil het niet horen: de motorclub die brullend over de dijk toert, de railcateraar die de stiltecoupé binnenvalt en monter gaat opsommen wat er allemaal te koop is, de dames van de Rode Hoeden Club die in het museum uitgelaten een schilderij bespreken, de babbel van de jongen die op me afspringt met de vraag of ik misschien een gratis krantje wil. Nee! Sluit me niet op in jullie lawaai!
Negatieve vrijheid is een mooi en bruikbaar idee. Maar hoe verdedig je de afwezigheid van lawaai? Hoe vraag je mensen om een ruimte te respecteren die ze kennelijk zelf niet ervaren? Dat zei Berlin er niet bij.