De lege hemel

Een licht en beweeglijk essay over een zwaar en verdrietig gevoel: eenzaamheid. Ik denk dat mijn nieuwe boek De lege hemel zo te kenschetsen is. Natuurlijk ga ik in dialoog met filosofen, maar ik laat me ook inspireren door filmers en schrijvers. En ik ga op ruimtereis met David Bowie.
Zo wordt De lege hemel een meditatie over zelf en zelfbeeld, over maskers, en over je plek op aarde.

De lege hemel is uitgekomen bij uitgeverij AmboAnthos, drong door tot de shortlist van drie prijzen, heeft inmiddels een 5e druk, en wordt vertaald in het Spaans en het Duits.

Leonie van den Schoor maakte met mij een filmpje over het boek.

Martha Nussbaum

Voor Brainwash digital voer ik een gesprek met de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum over haar boek The Monarchy of Fear. We praten over wat angst aanricht in het publieke domein.  Na afloop schreef ze:  ‘You did a wonderful job as interviewer, because the questions were very searching and philosophically challenging, and at the same time comprehensible to the audience.’

Plat

‘Ongelofelijk dat ze ons dit aandoen. Mijn zus overlijdt, na zoveel jaren waarin ik heb geprobeerd om haar te helpen, en dan stoppen ze me gewoon in de cel. Zo onmenselijk. Niet luisteren, gewoon doorduwen. Verstoppen achter procedures en regels. Wat een verschrikkelijk systeem.’ Dit zijn overpeinzingen van Melodie, hoofdpersoon in Wij zijn licht, de virtuoze roman die Gerda Blees schreef over de Utrechtse woongroep die meende zonder eten te kunnen – totdat een lid in 2017 onder ogen van de anderen de hongerdood stierf.

Melodie komt tijdens haar verhoor in de clinch met een rechercheur. Waar Melodie spreekt over een ‘natuurlijk proces’ waarin haar zus ‘klaar was om de volgende stap te nemen’ (een stap die je volgens Melodie liefdevol begeleidt, maar niet behoort te verhinderen), daar ziet deze rechercheur nalatigheid. Iemand ‘op deze leeftijd, en met dit eetpatroon, dood laten gaan, is niet de enige mogelijkheid’, bitst de rechercheur. Ze vraagt Melodie of ze overleg heeft gevoerd met de andere leden van de woongroep over wat hen te doen stond toen haar zus wegzakte. Dat was niet nodig, aldus Melodie. Ze waren spiritueel al zo ver ontwikkeld dat ze elkaar organisch aanvoelden.

Tenenkrommend, zo’n antwoord. Maar de (fictieve) rechercheur staat wel voor een probleem. Haar wereldbeeld, haar idee van hoe de realiteit in elkaar zit, botst frontaal op dat van Melodie. En Melodies verhaal is sluitend. Ze kan alles verklaren, heeft op alles een antwoord – en belangrijker nog: ze voelt heel diep dat zij het goede pad bewandelt. De rechercheur kan Melodie niet zomaar als bedrieger wegzetten.

Waar wereldbeelden frontaal botsen, zie je vaak dat mensen elkaar beschuldigen van het verdraaien van de waarheid – en dat verdraaien zal die ander dan wel doen uit eigenbelang, zo vertellen ze zichzelf. Vandaar al die complottheorieën, vandaar al die argwaan. Ik vind dat een onmachtige reactie. Ik denk dat de meeste mensen oprecht zijn. Maar dat maakt de vraag niet minder ingewikkeld: wat doe je als de buren hevig geloven in een verhaal dat volgens jou niet deugt?

De enige begaanbare weg is dan, denk ik, om in te zetten op het verruimen van de wereld. En wel door te snappen dat ons kenvermogen principieel tekortschiet om de volle realiteit te omvatten. Niet dat kennis een illusie is; mensen hebben echt wel wat elementen van de waarheid te pakken. Maar dé waarheid over de wereld zal ons ontglippen, omdat we niet zijn toegerust om die op te pikken. Wat ruiken we nu, wat zien we nu? Sinds er wetenschappelijke instrumenten zijn ontwikkeld, weten we dat het maar een fractie is van wat er in feite te ruiken en te zien valt. Indirect, met moeite en door ons verstand te gebruiken hebben we stukjes van de realiteit ontsloten die aan de menselijke ervaring voorbijgaan. We hebben geen flauw idee wat er allemaal nog meer te ontsluiten zou zijn, en zullen dat ook nooit helemaal weten.

De waarheid ligt niet voor het oprapen. De indruk die de wereld op jouw lichaam maakt, geeft je informatie, maar nog geen kennis. Vandaar dat ik zo beducht ben voor de verheerlijking van gevoel als bron van inzicht. Melodie voelt vast heel diep, maar ondertussen laat ze wel haar zus doodgaan.

Gevoelens doen zich voor in jouw lichaam, en in die zin zijn ze een feit. Maar dat lichaam van jou reageert per definitie maar op een beperkt stukje van de wereld. En misschien reageert het dit keer wel op een wat minder belangrijk stukje daarvan. Uit jouw gevoel alleen valt dat niet af te leiden. De sterkte van een gevoel is geen maat voor de informatiewaarde ervan. Om achter de informatiewaarde van je indrukken te komen, zul je nog steeds moeten nadenken.

Gelukkig is er een praktische lakmoesproef: hoe dichter je de waarheid nadert, hoe steviger je grip op de realiteit. De wereldzeeën bevaren is lastiger voor mensen die denken dat de aarde plat is. En wie denkt te kunnen leven van louter licht en lucht, gaat dood.

Emotie weet dingen te zeker. Emotie die niet wordt aangevuld door het besef dat de realiteit moeilijk kenbaar is, wordt een totalitaire tiran. Weten dat je niet zo bar veel weet – dat is en blijft de sleutel tot samenleven.

 

Opgezadeld met een dier

‘Hier, ik hoop dat u zich verder over hem ontfermt’, zei de vrouw die bij me aanbelde. Ze had gezien hoe een duif vlak voor mijn deur werd overreden en het leven liet, en vond dat het beest op z’n minst een fatsoenlijke begrafenis moest krijgen. Zelf had ze daar nu helaas geen tijd voor – vandaar dat ze mij aansprak op wat ze kennelijk beschouwde als mijn burgerplicht.

Dit incident versterkt mijn gevoel dat onze verhouding ten opzichte van dieren in rap tempo verandert, vooral in de stad. Dieren zijn medeschepselen geworden die niet alleen onder ons beheer vallen, maar ook recht hebben op compassie. Althans, volgens de aanbellende vrouw. Ik zie haar als een voorloper, en denk dat de wetgever haar kant op zal gaan bewegen.

Hoewel de affectie tussen mensen en (sommige) dieren van alle tijden is, kwamen honden tot het begin van de negentiende eeuw zelden binnen – en katten nog minder vaak. Strikt genomen bestonden huisdieren toen dus nog niet. Tamelijk triviale innovaties brachten daar verandering in, stelt de Amerikaanse wetenschapsjournalist David Grimm. Shampoos en antivlooienmiddelen maakten de dieren minder vies, waardoor het aanvaardbaarder werd om hen in huis te halen. En onderschat ook de uitvinding van de kattenbak in 1947 niet! Doordat we met die dieren gingen samenleven, veranderde hun relatie met ons radicaal. Want voor ons is het simpel: huisgenoten zijn familie. Zo voelt dat. Dus waar we vroeger hoogstens een botje naar buiten gooiden voor Minoes, krijgt ze nu scharrelvlees op een schaaltje.

De wet hobbelt daar achter aan. Vroeger bestonden honden en katten niet eens voor de wet en kon de buurman ze straffeloos doodschoppen; in tegenstelling tot een kip of een koe waren die beesten immers niets waard. Inmiddels zijn honden en katten juridisch gesproken een soort ‘dingen’ geworden, en kun je dus klagen dat zo’n boze buurman je bezit vernielt. Nog steeds slappe hap, want het voelt natuurlijk als moord. In de VS zijn de juridische praktijken op dit punt dan ook aan het schuiven, zegt Grimm (die ik onlangs sprak in mijn waardigheid als lid van de Raad voor Dieraangelegenheden). Zo krijgt een hond die in beslag wordt genomen bij hondengevechten soms een advocaat toegewezen, weegt een familierechter bij het verdelen van de boedel mee bij welke ex de kat straks het beste af zal zijn, en zijn legaten bestemd voor het verzorgen van achterblijvende huisdieren in opkomst. Met andere ‘dingen’ gaan we niet zo om.

Dierenartsen zullen deze op drift geraakte juridische en ethische kijk op dieren in de praktijk het scherpst ervaren, denkt Grimm. De beroepsgroep bouwde bewust een carrière op de sentimentele relatie tussen mens en huisdier. Toen machines een kleine eeuw geleden de werkpaarden verdrongen, zaten dierenartsen behoorlijk in de rats: wat moesten ze nu? Collega’s die opperden om uit te wijken naar de behandeling van honden en katten, werden uitgelachen; daar zou geen droog brood mee te verdienen zijn. Inmiddels raden veel dierenartsen een echo aan bij nierfalen, een heupoperatie voor de herdershond, chemotherapie voor de kat. Tja, en beschouw je je huisdier eenmaal als familie, dan krijg je het niet over je hart om zo’n ingreep af te wijzen. ‘Mensen nemen soms een hypotheek op hun huis om de dierenarts te kunnen betalen’, vertelt Grimm.

Die veranderende status van huisdieren opent voor dierenartsen de mogelijkheid om baasjes moreel onder druk te zetten. Zij kunnen suggereren: ‘u behoort uw kat te laten opereren, want uw kat lijdt.’ Een eigenaar die dat te horen krijgt, kan in feite nauwelijks meer over zijn ‘bezit’ beslissen, en geeft voor hij het weet duizend euro uit aan een operatie aan een ‘ding’ dat hij voor vijftig euro uit het asiel heeft gehaald. Maar dierenartsen moeten ook op hun tellen passen. Stel dat de kat overlijdt tijdens die galsteenoperatie, dan moet de dierenarts wellicht duizenden euro’s smartengeld gaan betalen voor het ‘stukmaken’ van dat ‘ding’ van vijftig euro.

Dat bovenstaande zo bizar klinkt, komt omdat manieren van voelen, denken en praten hier frontaal botsen. In de praktijk is een dier allang geen ding meer. De wet weet het alleen nog niet. Maar het zou mij niet verbazen als burgers ooit wettelijk verplicht wordt zich te ontfermen over een dode duif.

Berouw

In een opwelling forceerde ik de deur. Ik sloop naar binnen in een rijtjeshuis in de vreemde stad. Terwijl ik wat rondsnuffelde in een of andere hobbykamer stopte er een auto voor het huis. ‘Als dat de bewoners maar niet zijn’, dacht ik met kloppend hart. Even later ging de voordeur open en hoorde ik stemmen. Shit. Iemand liep de trap op, een vrouw kwam de hobbykamer binnen. Ik maakte me klein in de hoop dat ze me niet zou zien. Minuten gingen voorbij, maar toen viel haar oog dan toch op mij. ‘Hallo’, zei ik, ‘niet schrikken hoor!’ Ik babbelde opgewekt door, zodat zij geen woorden tussen de mijne kon voegen. Ze was onthutst, maar ook terughoudend. ‘Ik was in de buurt’, zei ik. ‘Mocht u een keer toevallig in mijn stad zijn, kom dan gerust bij mij langs.’

Toen werd ik wakker. Hoe heerlijk is het soms om uit een droom te ontwaken en je langzaam te realiseren dat je de rotzooi die je over jezelf hebt afgeroepen gelukkig niet hoeft op te ruimen, omdat die met de droom vervlogen is! De complexe gevoelens van de droom bleven echter hangen: de roezige waaghalzerigheid van het inbreken, mijn berekenende angst, die vlucht naar voren door te doen alsof er niets aan de hand was. En daaronder, in knop, het besef dat het niet deugde wat ik deed. Dat mijn poging om in te spelen op de vriendelijkheid van de bewoonster heel min was. Stel dat het gelukt was, stel dat ze me had laten gaan? Hoe zou dat zijn geweest?

De avond voor de droom had ik gesproken met een systeemtherapeute die wetsovertreders behandelt. Ze had verteld over het belang van vergeven. Om verder te kunnen met hun leven, moeten daders vergeven kunnen worden. In de eerste plaats door anderen – en daar zijn daders onmachtig, want die anderen kunnen dat weigeren. Maar het is ook belangrijk dat mensen zichzelf kunnen vergeven voor het kwaad dat ze hebben aangericht, zei de systeemtherapeute. En daarvoor is berouw nodig.

Vandaar mijn droom, denk ik. Ik stond op het punt om weg te komen met huisvredebreuk, en daar stuurde ik ook op aan. Toch voelde ik instinctief dat dit niet goed zou zijn. Voor de bewoonster niet, maar ook voor mij niet. Als je iets verkeerd hebt gedaan, dan behoor je tegen harde grenzen op te lopen. Dat schept orde en richting; in de maatschappij en in je eigen hoofd. Zo bezien moet je iemand vooral zijn straf gunnen.

Een straf is bedoeld om pijn te doen, zegt strafrechtgeleerde Rinus Otte onomwonden in Een kleine biografie van het straffen. En de dader moet die pijn willen, of gaan willen. Want het ‘uitboeten van schuld’ is het enige pad naar terugkeer in de maatschappij. Straf wijst je de weg naar berouw, en uiteindelijk – hopelijk – naar het vergeven van jezelf. Dat is de eeuwenoude logica van schuld en boete.

Kennelijk durven we minder te vertrouwen op dat aloude schuld-en-boete-systeem, want het aantal misdadigers dat in tbs-klinieken wordt opgenomen, is voor het eerst in jaren weer aan het stijgen, meldde deze krant. Rechters kiezen dus vaker voor een verplichte behandeling van misdadigers, waarschijnlijk onder invloed van de afschuwelijke moord op Anne Faber. Gevolg is wel dat crimineel gedrag en ziek gedrag in elkaar gaan overvloeien, wat volgens Otte leidt tot een ‘moeizame wals’ tussen behandelen en straffen.

Als rechter kreeg Otte veel gedragsdeskundigen voor zijn neus die meenden dat de verdachte wel gestoord moest zijn om zo’n vreselijke misdaad te plegen. Een stoornis werd verondersteld, zo suggereert Otte, omdat wij het niet kunnen verdragen dat medemensen tot zoiets in staat blijken. Dus verklaren we hen ziek en rollen we een programma uit dat weer gezonde mensen van hen moet maken. Een ‘beheersingsutopie’, schampert Otte.

Van oudsher beoogt straf aan te zetten tot ‘opbouwend zelfverwijt’. Toegegeven, daders die dergelijk louterend bewustzijn vertonen, zijn schaars – maar daders die genezen van een psychische stoornis zijn dat ook. Door te straffen gun je de dader tenminste nog zijn berouw. Uiteindelijk is dat respectvoller. Probeer misdadigers ondertussen te leren om hun impulsen onder controle te krijgen. In de meer bescheiden hoop dat zij hun opwellingen voortaan slechts opvolgen in hun dromen.

Hersenbeest

Shortlist Hypatiaprijs; winnaar van de Socrates Wisselbeker voor het meest prikkelende en urgente filosofieboek van het jaar.

Uit het juryrapport: “Met haar subtiele taalgebruik en mooi gecomponeerde zinnen prikkelt ze de lezer om over zichzelf na te denken als vragenstellend wezen. Als hersenbeest. Een wonderschoon boek.” 

De drang van mensen om zichzelf te begrijpen is van alle tijden. En hersenwetenschap is in rap tempo de belangrijkste manier geworden om ‘de waarheid over de mens’ boven tafel te krijgen. Althans, in de ogen van het grote publiek. In mijn nieuwe boek Hersenbeest (Lemniscaat, april 2016) verken ik de kracht én zwakte van die aanpak. Op een persoonlijke en tastende manier.

Lees verder “Hersenbeest”