Als iemand het de afgelopen tijd verdiende om weggeschamperd te worden, dan is het wel VVD-Tweede Kamerlid Jeroen van Wijngaarden. Tegen De Telegraaf zei hij stoer dat hulpverleners die vluchtelingen uit de Middellandse Zee vissen wat hem betreft voortaan ‘maximaal vier jaar’ de cel in moeten. Toen de ChristenUnie boos werd, krabbelde hij snel terug. “Iemand in nood redden, wat zelfs wettelijk verplicht is, gaan we echt niet strafbaar stellen”, zei hij. “Maar”, frummelde hij er nog tussen, “waar ligt de grens tussen helpen en het aanzetten tot mensensmokkel?”
Zijn ‘oplossing’ is stuitend, maar in zekere zin heeft Van Wijngaarden gelijk: er bestaat een perverse relatie tussen redders en smokkelaars. De hele situatie is dan ook pervers. Europa weet niet wat zij aanmoet met illegalen die hun leven wagen om bij ons te komen. Compassie en de noodzaak tot het eerlijk schiften van aspirant-Europeanen botsen frontaal op elkaar, en het resultaat is een mensonterende knoeiboel. Verontwaardigd doen over ‘harteloze’ beleidsmakers, dan wel over ‘betweterige’ redders die het officiële beleid dwarsbomen, is een comfortabele manier om weg te kijken van die botsing van moraliteiten. Je roept heel hard: ‘dit niet!’ en laat de echt moeilijk vraag – namelijk: ‘wat dan wel?’ – over aan anderen.
“Wegkijken is geen oplossing”, schrijft ook deze krant in een commentaar. ‘Een solidair Europees migratiebeleid’ zou dat volgens de commentator wel zijn. Solidariteit is een heel mooi woord, maar als je verder niet invult wat je ermee bedoelt, bedien je er wederom vooral je eigen morele comfort mee. De echt moeilijke vragen – wie moet solidair zijn met wie, en waarom? – laat je bungelen. De landen van de Europese Unie vinden solidariteit namelijk allemaal enorm belangrijk. En ze vinden vooral dat die hunzelf te weinig wordt betoond. Zuid-Europese landen klagen dat zij de illegalen daadwerkelijk moeten opvangen. Oost-Europese landen wenen dat hun civil society nog niet genoeg op orde is om nieuwe groepen mensen een plaats te geven. En Noord-Europese landen vinden dat de andere landen de gezamenlijke afspraken ondermijnen en er een juridische puinzooi van maken. Best een glibberig woord, solidariteit. Of zullen we zeggen: contextgevoelig?
Ik kan vanaf deze plek onze regering oproepen om ‘iets’ te doen aan het morele schandaal dat zich afspeelt op de Middellandse Zee. Welnu, bij deze. Maar laat ik mezelf ook de vraag stellen wat solidariteit voor mij eigenlijk betekent. Dan moet ik constateren dat ik net zo goed in de war ben. Ik weet simpelweg niet goed wat ik de vluchtelingen die op zee hun leven wagen om ‘bij ons’ te komen moreel verplicht ben. Natuurlijk, als je iemand voor je neus ziet verdrinken, dan probeer je die persoon te helpen. Daar hoef je niet eens over na te denken. Zo’n situatie is moreel totaal onproblematisch, dan reageer je vanuit compassie. Maar dat is de situatie niet. Ik zie die vluchtelingen namelijk niet; ik weet alleen dat ze er beroerd aan toe zijn. Deze mensen zijn een abstractie voor mij. En daarmee verandert die heldere impuls van compassie in een lauwer, wereldser appèl tot solidariteit. Wat solidariteit precies van mij vraagt, en aan wie ik die precies verschuldigd ben, daar valt dus over te steggelen. Mijn eenduidigheid ben ik kwijt.
Compassie is gebaat bij onmiddellijkheid. Ze verdunt bij het oprekken. Als er een vluchteling verdrinkt in de Middellandse zee, noem ik dat een drama. Als er een vluchteling bij mij in de straat komt wonen, voel ik dat ik daadwerkelijk iets moet doen. Het frappante is, dat de Nederlandse regering zich feitelijk op vergelijkbare wijze gedraagt. Onze regering wil Libische asielzoekers die hier, bij ons, hun procedure afwachten niet terugsturen naar Libië, want ‘Libië is nu te onveilig’. Terwijl diezelfde regering reddingsschepen met uit zee opgeviste migranten wel naar datzelfde onveilige Libië terugstuurt. Logisch gesproken is het krom, maar menselijk gezien misschien niet. Je reageert vooral op lijden dat je met eigen ogen ziet. Zo simpel is het. En hoort het misschien ook te zijn.
Als modern mens weet ik dat alles en iedereen op deze wereld met elkaar is verbonden. Toch voel ik vooral compassie met mensen die mij nabij zijn. Hoe groter de afstand, hoe meer mensen verschijnen als beheersprobleem. Kun je dat wegkijken noemen? Ja. Nee.