Bijziend

Religie heet te gaan over het grote, over dat wat ons overstijgt en te boven gaat. Maar na het kijken van enkele afleveringen van het televisieprogramma Kijken in de ziel, waarin Coen Verbraak deze zomer praat met religieuze leiders, blijft bij mij ironisch genoeg vooral de gedachte plakken dat mensen van nature behoorlijk bijziend zijn.

Wij zijn steengoed in het ontwaren van minieme verschillen op onze eigen menselijke schaal en zoeken daar driftig betekenis bij: wat heeft dat gerommel in de top van ABN Amro, het dalen van de SP in de peilingen, het verwijden der broekspijpen te beduiden? Het is zomaar het gesprek van de dag. Maar zodra het gaat over het hele grote of het hele kleine, over dat wat niet zo gemakkelijk binnen de schaal van ons eigen lichaam te vatten is, staan we ineens met onze mond vol tanden.

En misschien is dat maar goed ook. Het sympathiekst zijn mij in ieder geval de religieuze leiders die geserreerd en ontwijkend reageren op Verbraaks klassieke vragen: wat is de oorsprong van het leven op aarde, waarom staat God het kwaad toe, gelooft u in een wederopstanding? ‘Die vragen passen niet goed bij de menselijke maat’, zeggen zij met zoveel woorden, ‘we stamelen maar wat’. Bij de meer orthodoxen is er van een dergelijk schroom echter niets te merken. Vooral baptistenprediker Orlando Bottenbley, bij wie de blijmoedige grijns geen moment van zijn gezicht verdwijnt, weet alles ‘honderd procent zeker’. Wat in de Bijbel staat, klopt. De aarde is in zes dagen geschapen. En het einde der tijden komt eraan mensen, honderd procent zeker, jaha!

Als jonge filosofiestudent kon ik razend worden als ik in de plaatselijke boekhandel stuitte op de kast genaamd ‘filosofie en religie’. Filosofie is zo ongeveer het tegenovergestelde van religie, vond ik. Filosofie gaat over de wijsheid van het niet-weten, over het zoeken naar de juiste omgang met het besef dat menselijke kennis eindig en feilbaar is. Terwijl religie zich beroept op openbaring, op een hogere macht die zegt hoe het zit – iets wat enorm kinderachtig op mij overkwam. Inmiddels ben ik wat milder over religie gaan denken, althans, zolang ik het begrijp als een poging om uitdrukking te geven aan een gevoel van verbondenheid met het leven. Maar als ik Bottenbley hoor spreken, speelt mijn oude allergie weer op. Waarom reageren met die slappe zekerheid, waarom kun je niet zeggen: ik weet het niet? Omdat je de ruige koelte van de filosofie niet aandurft.

De hulpbisschop van Roermond, Everard de Jong, kiest een andere strategie. Geleerderig en in enig detail praat hij over processen die zich op celniveau in het menselijk lichaam afspelen, om dan te concluderen: ‘Die processen zijn zo ingewikkeld, die moeten wel geschapen zijn’. Huh? Alsof een goed ontwerp juist niet uitblinkt in eenvoud en doelmatigheid! Als leerling van de Design Academy zou de Schepper maar matig scoren. Mij lijkt de complexiteit van organismen juist een sterk argument voor mutatie en evolutie. Nieuwe functionaliteiten koeken aan zonder dat een systeemontwerper de oude wist, en ja, dan wil de praktijk nog wel eens rommelig en ingewikkeld worden.

In Van bacterie tot Bach en terug, mijn persoonlijke zomerhit, brengt de Amerikaanse filosoof Daniel Dennett de macht van het getal in stelling tegen scheppingsmythes. Als je maar eindeloos veel pogingen kunt wagen, zoals de natuur de afgelopen miljoenen jaren heeft kunnen doen, dan voltrekt zich vroeg of laat geheid iets heel slims. Per ongeluk. Je krijgt organismen die competent gedrag vertonen zonder zelf te begrijpen waarom ze doen wat ze doen – zoals een koekoek die haar ei legt in het nest van een andere vogel (nog zo’n leuk ideetje van God, nietwaar Bottenbley?).

Natuurlijk raakt ook een wetenschapper als Dennett geregeld bevangen door een gevoel van verwondering en grootsheid als hij nadenkt over het leven op aarde. De enormiteit daarvan gaat onze menselijke schaal te buiten. Maar die verwondering is voor een beetje wetenschapper geen reden om van een mysterie te gaan spreken, maar om geduldig en vasthoudend onderzoek te doen. En daarbij gaandeweg methoden te ontwikkelen die de menselijke reflex omzeilen om alles op onze eigen schaal te beoordelen.

Mysterie is het bastion van luie denkers. Van mensen die liever bijziend blijven.