In oude Mickey Mouse cartoons wil de wereld vaak niet zo meewerken. Bedden storten onverwacht in, fietsen verliezen pardoes een wiel, bakpoeder blijkt cement, ijspegels kunnen je elk moment spiesen. Deze vroege cartoons drukken in al hun overdrijving uit wat het is om als kind de wereld te leren kennen, zegt de Amerikaanse denker Matthew Crawford in The World Beyond your Head. Daar ben je dan, in de wereld geworpen, en je moet met vallen en opstaan maar merken hoe de natuurwetten inwerken op je lichaam.
Vergelijk dat eens met het hedendaagse Disney-programma Mickey Mouse Clubhouse, vraagt Crawford. De stripfiguren zijn dezelfde, maar de manier waarop de wereld wordt gepresenteerd is totaal anders. Afleveringen draaien niet om het dealen met frustratie, zoals de vroege slapstickcartoons, maar om het oplossen van een probleem. In het clubhuis zit bijvoorbeeld Goofy, en o jee: één van zijn opwindsoldaatjes is aan de andere kant van de rivier terechtgekomen! Maar als je ‘Oh Tootles!’ zegt, verschijnt de Handy Dandy machine, een soort computer die vier voorwerpen aanbiedt. De kunst is om het juiste gereedschap te kiezen: in dit geval het bootje waarmee je kunt overvaren. Elke aflevering kent vier problemen die elk zijn op te lossen met één van de vier voorwerpen. Geen probleem is onoverkomelijk, er is nooit werkelijk weerstand vanuit de wereld, en je lichaam doet er al helemaal niet toe. Kleuter, klik op de oplossing.
Crawford verbindt aan dit gegeven een mooie beschouwing over de manier waarop hedendaagse kinderen worden weggehouden van rauwe materiële ervaringen en leren vertrouwen op een voorgekookt keuzemenu – en en passant de suggestie meekrijgen dat technologie altijd werkt en elk probleem oplost. Vroeg of laat kom je er natuurlijk achter dat dit een leugen is. Technologie werkt niet altijd. En vooral: lichamelijkheid is geen bijkomstigheid. Het is misschien verleidelijk om je lichaam te zien als hardware voor je hoofd, als de toevallige behuizing waarin jouw programma’s draaien. Maar de realiteit is anders. Zolang je een lichaam hebt, ben je gedoemd om deel te nemen aan de fysieke wereld. Zolang je een lichaam hebt, zal er altijd iets zijn dat je kan schelen. Er zullen ook altijd frustraties zijn, dingen die je niet voor het kiezen hebt.
Deze week zag ik de prachtige roadmovie American Honey van Andrea Arnold. De jongeren die Arnold portretteert hebben als kind misschien wel gekeken naar Mickey Mouse Clubhouse. Maar ze kunnen ‘Oh Tootles!’ zeggen wat ze willen, een menu met vier oplossingen ligt voor hen niet in het verschiet. Deze jongeren zijn dolende vagebonden zonder huis en vooruitzichten, die tijdschriftabonnementen proberen te slijten. Na de vele afwijzingen die een gewone werkdag brengt, komen ze samen op een of ander parkeerterrein. Hiphop knalt uit de autospeakers en ze dansen op de beat. Het enige wat zij hebben is fysieke bravoure, hun blakende lichaam.
American Honey is geen documentaire. Toch voelt de film heel echt. Er zijn in Amerika ook daadwerkelijk groepen jongeren die overleven door tijdschriftabonnementen te verkopen. ‘Dat doe je door in te loggen op de dromen van potentiële klanten’, zegt topverkoper Jake tegen nieuweling Star. ‘Schat heel snel in waarnaar mensen verlangen – en lever daar dan het juiste tijdschrift bij.’ Presenteer een tijdschrift dus als een soort Handy Dandy machine om andermans droom te realiseren.
Maar Star, met haar afgebladderde nagellak en zachte karakter, verdraagt het niet dat Jake zich voegt naar de dromen van anderen. ‘Waar droom je zelf van?’, vraagt ze. Die vraag was haar zelf ook gesteld, voor het eerst van haar leven, door een trucker aan wie ze een abonnement wilde slijten. ‘Op een dag zou ik wel een eigen trailer willen hebben’, verzuchtte ze toen. Als kijker acht je de kans klein dat zelfs deze bescheiden Amerikaanse droom door Star gerealiseerd kan worden.
Deze jongeren kennen geen samenleving. Voor hen is alles een markt. Ze leven in een wereld zonder connecties, hebben geen stabiele relatie met elkaar, er is zelfs nauwelijks verband tussen hun ene gedachte en de andere. Alles is los. En dat heet dan vrijheid. Maar aan hun lichamelijkheid valt niet te ontsnappen. En lichamen willen uiteindelijk een plekje hebben. Lichamen snakken naar een samenleving om in te wortelen.