Julia Blackburns biografie van een stille, bordurende visser is voor mij het mooiste boek van het jaar. Draad kent een sterke onderstroom van verlies en verzoening, en raakt aan de wonderbaarlijkheid van het leven. Ik recenseer het boek voor de Volkskrant.
“Een haring telt in totaal 478 graten. Slake is het Engelse woord voor de kalmte van het zeeoppervlak als daar vettige vissen onderdoor zwemmen. Typisch dingen die John Craske zou hebben geweten.
Craske, geboren in 1881, is een visser die een stil leven leidt in een kustplaatsje in Norfolk. Hij trouwt met Laura van drie straten verderop. In 1917 wordt Craske ziek, waardoor hij niet meer de zee op kan. Laura, met haar sterke armen, duwt zijn rolstoel. Thuis begint de verlegen en zwijgzame John de zee te tekenen. Hij beschildert alles in het kleine huisje: de kozijnen, de zitting van een stoel, de aaskist. In de manier waarop hij de bootjes laat hellen en de zeilen laat bollen zit al zijn kennis van de zee. Later, als John zijn bed nauwelijks meer uitkomt, koopt Laura wol en borduurzijde voor hem. Borduren gaat weliswaar langzaam, maar draad druipt niet dus je kunt het liggend verwerken. En Laura wil niet dat John suffig wordt. Craske sterft voordat hij zijn laatste borduursel, een verbeelding van de evacuatie van Duinkerken, kan voltooien.
Rijk of beroemd is Craske nooit geworden; in feite leidde hij een nogal hulpeloos leven buiten de schijnwerpers. En precies dat moet Julia Blackburn in hem hebben aangesproken. Hoewel Blackburn zeven non-fictieboeken op haar naam heeft staan en vanwege haar ontroerende autobiografie Wij drieën zelfs enige faam geniet, heeft ze zelf ook die introverte trek. Je zou Draad een biografie van Craske kunnen noemen, maar dan wel een biografie zoals je er nog nooit een gelezen hebt. Ik vind het een wonder van een boek. ‘John Craske wist veel van je laten meedrijven’, schrijft Blackburn. Nou, Blackburn ook.
Want wat heeft ze veel gewaagd! Dat begint al met de constructie. Het boek is rijk geïllustreerd, onder meer met werk van Craske, en telt 55 korte hoofdstukken – eigenlijk meer schetsjes van wat de schrijfster zoal tegenkomt in haar ‘merkwaardige speurtocht naar wat dan ook’. Ze bezoekt rommelige provinciale musea waar fossielen en oude meubelstukken geflankeerd worden door poppen in de plaatselijke klederdracht. Soms stuit ze daar op een borduursel van Craske dat hangt te verbleken in de zon. Dan volgt een verhaal over iemand die meer over Craske zou kunnen vertellen, maar uiteindelijk toch niet veel blijkt te weten. Zo bezoekt Blackburn ook een ouder echtpaar dat Craske gekend heeft, maar (toevallig?) net weg is als de schrijfster aanbelt. En dat was het dan. Weer een los eindje.
Zo’n boek over bijna niks vraagt overgave van de lezer. Maar die schijnbare stuurloosheid maakt het boek vreemd genoeg ook spannend. Waar gaat dit heen? Waarom lees ik nu over een verzwakte alk die Blackburn op het strand aantreft, of over een man die met zijn parkiet onder de douche gaat? Wat heeft dat met Craske te maken? Ik weet het nog steeds niet – niet echt – maar heel terloops komt er een onontkoombare cadans in haar boek. Langzaam gaat dagen dat er wellicht niet veel te ontdekken valt over Craske omdat hij zijn leven niet ervoer als een ontdekkingsreis. Voor hem is er misschien geen geheim te ontrafelen, valt er niets na te jagen. Hij doet het met wat er is. Zoals wij lezers het moeten doen met wat er is. En zie dan hoe mooi. Als een haiku.
Vooral achteraf gaan de metaforen in Draad werken. Het boek is zelf een borduursel: priegelwerk, een aaneenrijging van details. En dan toch die sterke onderstroom die raakt aan een heel andere, voor mensen onmetelijke dimensie. ‘Het individu is niet meer dan een onbeduidende draad in een onmetelijk en wonderbaarlijk patroon’, zei Albert Einstein ooit. Blackburn kiest het als motto voor haar boek. Vanwege een historische associatie met Einstein: in 1933, toen Hitler een prijs op zijn hoofd had gezet, hield Einstein zich een tijdje schuil in een houten hutje in de buurt van waar Craske woonde. Maar het is vooral zijn mentaliteit die Blackburn zal hebben aangesproken. En ze laat zachtjes de keerzijde zien van dat ‘wonderbaarlijke patroon’ van Einstein: zonder onbeduidende draadjes geen wonderbaarlijkheid.”