Toen Donald Rumsfeld nog minister van Defensie was, deed hij een gevleugeld geworden uitspraak. Soms, aldus Rumsfeld, heb je als politicus van doen met bekende kennis (‘known knowns’). In zo’n situatie weet je dat je iets weet. Soms weet je dat je iets niet weet (‘known unknowns’) en ga je actief op zoek naar informatie. Maar, zo observeerde Rumsfeld, soms weet je niet dat je iets niet weet (‘unknown unknowns’). En dat is voor een politicus een hachelijke situatie, omdat je dan handelt zonder te beseffen dat je vitale informatie mist.
Een wel heel aparte manier om begrip te vragen voor de inval in Irak die onder Rumsfelds gezag plaatsvond, zou een collega-politicus misschien zeggen. Maar als gedrild systeemdenker zit mij iets anders dwars: Rumsfelds matrix is onvolledig. Wat ontbreekt zijn de ‘unknown knowns’: dingen waarvan je niet weet dat je ze eigenlijk wel weet. Dat is eigenlijk een prachtige omschrijving van het onbewuste!, dacht ik na even peinzen. Onbewuste kennis – kennis die je liever verdringt zodat je haar niet voor je rekening hoeft te nemen. Schuldige, kennelijk onverteerbare kennis, die in verborgenheid volop meespeelt.
Ik heb een kandidaat voor zo’n ‘unknown known’: het gegeven dat mensen met een laag IQ in onze samenleving beroerd af zijn. De feiten liegen er niet om: domme mensen zijn gemiddeld niet alleen armer (dat zou desgewenst nog te rechtvaardigen zijn), maar ook ongezonder en ongelukkiger, en zitten bovenmatig vaak in de gevangenis. Onze samenleving straft mensen die de vaardigheden niet in huis hebben om grip te krijgen op hun dagelijks leven. Anders gezegd: wij, de meerderheid van de Nederlanders, gedijen in een samenleving die een kleine, maar substantiële groep mensen schromelijk overvraagt.
Dat is al jaar en dag zo. Maar soms dringt de enormiteit daarvan opeens door. Dat gebeurde mij afgelopen week, en dan komt het hosanna over procentpuntjes erbij tijdens de Algemene Beschouwingen aardig vervreemdend over. Moet ik blij zijn met meer koopkracht in een samenleving die fundamenteel onrechtvaardig is ingericht? Ik kan me althans geen enkele morele redenering voorstellen die de systematische discriminatie van niet zulke slimme mensen goedpraat. Horen zij er niet bij of zo? Ging een democratie er niet juist om de dictatuur van de meerderheid te vermijden en ‘de boel bij elkaar te houden’? Met een toeslag hier en een zorgteam daar compenseren we minder slimme mensen wel enigszins voor het systeemgeweld dat hen wordt aangedaan, maar dat is betuttelen in plaats van hen als gelijkwaardige medeburgers beschouwen. Waarom richten we de samenleving niet zo in dat ook zij echt mee kunnen doen? Hoe kunnen wij, voldoende-slimmen onder elkaar, onszelf eigenlijk in de ogen kijken?
Het voelt best fijn om de sporen te geven aan mijn morele verontwaardiging, maar zo gemakkelijk laten ‘unknown knowns’ zich niet temmen. Ik vaar zelf wel bij een samenleving die onbewust weet dat zij domme mensen vernedert en veracht, en vertoon dan ook zelf symptomen van dit onbewuste denken. Bijvoorbeeld als ik met blanco blik een straatmuzikant voorbijloop die steeds hetzelfde akkoord aanslaat op een kapotte gitaar, en hoopvol wijst naar zijn pet die voor hem op de grond ligt. ‘Ik geef niks, want je speelt niet goed’, denk ik dan. Alsof dat het punt is. Alsof ik mezelf met die gedachte niet in bescherming neem.
Zo kan ik ook schrikken van mijn eigen venijn als ik, terugfietsend van het zwembad waar ik braaf mijn baantjes trek, gepasseerd word door een obees stel op een scooter: man aan het stuur met sigaret in de mond, vrouw met billen zo breed dat er van het zadel niets meer te zien valt. ‘En ik maar zorgpremie betalen voor jullie diabetesbehandeling’, welt dan in mij op. Niet fraai, inderdaad. Ik corrigeer mezelf ook wel (waar baseer ik mijn oordeel eigenlijk op?) maar zo’n gedachte sluit naadloos aan bij de mores van onze samenleving. De reflexen van voldoende-slimmen kennen weinig barmhartigheid voor mensen die het maar net – of net niet – redden. Pijnlijke reflexen veranderen alleen als we onze onbewuste kennis durcharbeiten, zou Freud zeggen. En dat is geen gerieflijk proces, want als we deze discriminatie echt serieus nemen, zullen we als voldoende-slimmen vermoedelijk gemak en privileges verliezen. Je ontkent onbewuste kennis meestal niet voor niets.
Marjan Slob